maandag 18 januari 2016

Een nieuwe wielerbond: de UVB (de Utopische Vrije Bond)

Wanneer mensen uitgepraat zijn over het weer en een onderwerp zoeken om een pijnlijke stilte op te vullen, gebeurt het regelmatig dat het gesprek, naar aanleiding van een of ander recent nieuwsfeit, in de richting gaat van ‘niets kan men nog verdragen van elkaar’, of ‘mensen verzuren alsmaar’. Men heeft het dan niet over de klagende, zagende of zeurende medemens, maar wel over de buur, collega of concurrent, die, om het minste zier op zijn achterste poten gaat staan, zijn rechten opeist - al dan niet voor één of andere juridische instantie - en jou op je plichten wijst, hun grote gelijk uitschreeuwend, hun medemens zelfs niet een klein straaltje zonlicht in de ogen gunnend. Compromis, overleg, samenwerking, het elkaar iets gunnen, het lijken allemaal begrippen uit lang vervlogen tijden. “Laat het maar eens goed botsen”, was het adagium van Bart Sturtewagen in zijn column in De Standaard van vorige vrijdag. “Het geloof in het overstijgen van de tegenstellingen deemstert weg”, schrijft hij,

Voorbeelden hiervan legio, maar nu het nieuwe wielerseizoen volgende maand terug start, ga ik er een geven uit een wereld waar veel van mijn Facebook vrienden mee te maken hebben: het amateur master wielrennen, beter gekend als ‘de vrije bonden’ of ‘nevenbonden’. Niemand moet dit persoonlijk nemen, ik ga hier niemand ad hominem aanvallen of toestanden hekelen, ik ga enkel een utopie schetsen, waarvan wij voorlopig (zoals dat nu eenmaal is met utopieën) alleen maar kunnen dromen.

° ° ° ° ° ° ° ° ° ° ° ° 

“Waarschijnlijk zou het hele opzet niet zijn gelukt zonder de inbreng van een paar grote sponsors slash wieler mecenassen”, vertelt Willem Jansens, bekend zakenman, maar vooral  in hart en nieren wielerliefhebber. Janssens is de man die er in slaagde om alle nevenbonden te laten opereren onder de koepel van de ICF (International Cycling Federation). In vroegere tijden, toen hostiliteit en nijd de samenwerking tussen de verschillende bonden nog in de weg stonden, was de enige acte de précense van het ICF de organisatie van het WK. Dit werd toen beurtelings toegewezen aan één van de bonden die deel uitmaakten van de ICF. “Vandaag worden alle grote kampioenschappen georganiseerd door het ICF. Niet enkel het WK, maar ook het EK, het Benelux en de nationale kampioenschappen worden onder de auspiciën van het ICF gehouden”, vertelt een duidelijk trotse Janssens.

“De kers op de taart is natuurlijk de realisatie van de internet livestream uitzendingen van de belangrijkste wedstrijden, wat op zich dan weer een aantrekkingspool is voor nieuwe sponsors. Vorig jaar haalde de WK samenvatting zelf een half uur nationale commerciële zendtijd”. Zijn er dan geen nadelen? “Eigenlijk niet”, zegt Janssens. “Via een een rechtvaardige verdeelsleutel wordt het sponsorgeld verdeeld over de deelnemende bonden en de organisatie. De uitgekeerde bedragen zijn vele malen hoger dan deze in het verleden waren toen elke bond nog zijn eigen kampioenschappen organiseerde. Vergelijk de werkwijze een beetje met de Champions League in het voetbal, maar dan in het mini. Niemand die er nog aan denkt om terug te keren naar het oude systeem. Al zeker niet de renners die deze top organisaties met veel toeschouwers en ambiance heel erg weten te appreciëren. En buiten de kampioenschappen behoudt elke bond natuurlijk zijn authenticiteit wat betreft de organisatie van zijn overige wedstrijden”

“Het heeft heel wat voeten in de aarde gehad om de verschillende bonden te overtuigen dat samenwerken voor iedereen een win-win was”. Aan het woord is nu Karel Van Damme die verantwoordelijk is voor de commerciële tak van het ICF. “Zo delen alle bonden hetzelfde online web platform, transponders, en aankomst technologie. Een fractie nadat de laatste renner de aankomstlijn overschrijdt staat de uitslag al gepubliceerd op het internet. Supporters en sympathisanten, thuis of ter plekke, hebben de hele wedstrijd ronde na ronde, de passages van hun renner en zijn tussentijden kunnen volgen. Tot slot biedt het ICF alle bonden een gemeenschappelijk web platform aan, terwijl er toch geen enkele website er precies hetzelfde uitziet en elke bond nog steeds zijn eigen koersen en specificiteit behoudt. Ook de reglementen en leeftijdscategorieën zijn nu geüniformeerd, wat voor heel wat duidelijkheid, minder verwarring, maar vooral veel minder discussie zorgt. Het gedeelde web platform voorziet ook om online in te schrijven en het prijzengeld automatisch op je rekening te laten overschrijven.”

“De tijd dat er in Vlaanderen tientallen “Kampioenen van België” rondreden, met een trui die vaak veroverd was door te winnen van een beperkt aantal deelnemers - aangezien er in de meeste bonden een minimum aantal koersdeelnames vereist was - is ver verleden tijd”, lachen de twee protagonisten. Gelukkig maar.

(het is niet verboden dit te delen)

dinsdag 2 juni 2015

Regel van drie van het ideale fietspad

Op algemene aanvraag nog eens bovengehaald: de regel van drie van het  ideale fietspad, here we go.

Regel 1: asfalt
Vraag aan duizend lange afstandsfietsers de drie belangrijkste kenmerken van een goed fietspad en negenhonderdnegentig ervan zullen antwoorden: één asfalt, twee asfalt en ten derde: asfalt. Asfalt bolt beter, geeft geen trillingen, er zijn geen naden, het is egaal en ik heb mij laten wijsmaken dat het eenvoudiger en goedkoper is om aan te leggen. Wat moet de bedekking van het fietspad dus niet zijn: beton, klinkers, betonklinkers, kasseien, tegels, betondallen,  … Dat kan misschien soms mooi ogen maar deze materialen zijn absoluut niet comfortabel om op te rijden.

Regel 2: gescheiden
Gescheiden van de rijstrook voor automobilisten. Dit kan door middel van een groene strook of een verhoogde berm en zorgt niet alleen voor meer veiligheid maar ook voor de opvang van steenslag van de autoweg.

Regel 3: doorlopend
Allerlei fantasieën worden uitgedacht om de snelheid van automobilisten af te remmen. De meest voor de hand liggende vergeet men echter: laat het fietspad aan kruispunten (verhoogd) doorlopen zodat de autobestuurder verplicht is te remmen vooraleer deze kleine berm over te rijden. Dit heeft twee voordelen: de auto’s zullen vertragen en de fietsers moeten geen halsbrekende manoeuvres uitvoeren om van en op het fietspad te springen. Idem voor de kruising van fietspaden en particuliere opritten.

Eventuele regel 4: dubbelrichting fietspaden alleen op het platteland. In elk geval alleen aan te leggen op plaatsen waar geen andere wegen of opritten het fietspad kruisen, want automobilisten kijken op een kruispunt alleen naar van links komende fietsers en verwachten niet dat die ook van de andere kant kunnen opduiken. Heel gevaarlijk.

Voilà. Simpel als bonjour. De toestand van het wegdek van de  fietspaden in Vlaanderen is echt abominabel, laat staan dat hij zou voldoen aan deze regel van drie. We kunnen het (fiets)beleid van vandaag niet de fouten van gisteren verwijten, maar dat de meeste fietspaden nog steeds worden aangelegd met verkeerde materialen is hemeltergend en getuigt van een niet meer verantwoorde wereldvreemdheid. Soms zou je van pure ellende je frame opeten wanneer je voor de zoveelste keer op een stuk nieuw aangelegde weg rijdt waar de rijstrook voor automobilisten is voorzien van een dubbele formule 1 asfalt laag en de fietsers het mogen doen met een hobbelig en een slordig uitgevoerd stuk betonweg.
Het volstaat om eens te kijken naar gidsland Nederland om te zien dat het ook anders kan en waar alle in betonklinkers aangelegde fietspaden in no-time zijn vervangen door alternatieven in asfalt.

zondag 8 februari 2015

Update: WAOD en OVWF zeggen lidmaatschap ICF op ...

Kanttekening: ik verneem net dat de WAOD stappen heeft ondernomen om toch tot een vergelijk te komen met de ICF! Dat is heel goed nieuws en misschien is onderstaande tekst daardoor enigszins gedateerd.

Na een paar merkwaardige mails, wil ik toch graag mijn standpunt, vertolkt in de vorige blog, enigszins duiden.
Ik ben in deze discussie niet de heraut noch de ambassadeur van WBV en ik wil mij ook niet moeien met interne discussies binnen het ICF. Want, zoals Rik terecht stelt, ben ik niet voldoende op de hoogte van alle argumenten, belangen en gevoeligheden in dit (interne) debat. Ik heb alleen gereageerd op de publieke mededeling en de daarin aangehaalde motivering. En ja, ik heb ook enig begrip opgebracht voor de WBV die hun EZC willen beschermen.

Maar mij gaat het enkel om de conclusie: het opzeggen van het lidmaatschap bij het ICF. Dat doe je gewoonweg niet, zeker niet wanneer je één van de stichtende leden bent. Voer actie, zet intern de boel op stelten, trek desnoods je medewerkers terug. Maar pleeg geen vaandelvlucht. Want dan degradeer je het WK, de enige noemenswaardige organisatie van de ICF, met twee eenheden en daarvan zijn de renners de dupe. Of zij nu wonen Bachten de Kupe, in Leopoldsburg of Den Haag, zij hebben met die hele interne heisa niets te maken hebben, maar zijn er wel het slachtoffer van. Ik vraag niet dat alle leden van de ICF morgen de beste vrienden worden, maar het moet toch mogelijk zijn om over de verschillende bonden en ego’s heen samen te werken om één wedstrijd, ééntje maar, het WK met name, te organiseren waarin de titanen van de verschillende bonden zich jaarlijks éénmalig met elkaar kunnen meten.

Want laat ons eerlijk zijn, het alternatief, met name elke bond zijn eigen WK’tje, daar kwam je vroeger, 10 of 20 jaar terug, mee weg. Dat was leuk, en dit maakte toen deel uit van de folklore van de nevenbonden, maar vandaag de dag, in een wereld die alsmaar kleiner wordt en communicatie alsmaar gemakkelijker, is het toch al te gek dat er in Nevenbond Vlaanderen elke week vijf coureurs met een wereldkampioenentrui rond hun middel zouden rondrijden, somtijds veroverd in een wedstrijd waarin het gros van de deelnemers er niet eens voor in aanmerking kwamen.

Eveneens mag je mij niet verdenken van het opzetten van een hetze tegen de WAOD. In tegendeel, de WAOD zal bij mij altijd kunnen rekenen op mijn sympathie. Het was namelijk de bond in dewelke ik als 40 jarige nieuweling debuteerde en waar ik met veel vriendschap en warmte werd opgevangen door de ervaren rotten, terwijl ik eigenlijk meer in hun weg reed en gaten liet vallen of dicht reed dan hun lief was. Dat is ook de reden waarom ik elk jaar mijn vergunning bij de WAOD vernieuw, terwijl dit binnen de ICF structuur stricto senso niet nodig was aangezien ik, omwille van ploegkeuzes, een vergunning bij de VWF heb.

Ten slotte wil ik hierbij ook duidelijk maken dat dit geen persoonlijke aanval is op eender wie. Wie mij een beetje kent weet dat ik een grenzeloos respect heb voor mensen die initiatief nemen, die hun kop boven het maaiveld durven uit steken en in het bijzonder voor alle organisatoren, inrichters en bestuursleden die het ons mogelijk maken om elke week met elkaar de strijd aan te binden, op de fiets dan wel te verstaan.

zondag 1 februari 2015

WAOD en OVWF zeggen lidmaatschap ICF op ...



Aan de Dames en Heren van de WAOD en OVWF,

Ik heb vorige week de mededeling gelezen waarin jullie aankondigen jullie lidmaatschap bij het ICF op te zeggen. En ik zal maar direct met de deur in huis vallen: ik vind deze beslissing flauw, kinderachtig en niet gebaseerd op enig argument dat evenredig is met de gevolgen ervan.

Laten we beginnen bij het begin, wat is het probleem?  Naast alle jeugdreeksen, Elite, Elite zonder contract en Amateurs, heeft Wielerbond Vlaanderen (WBV) ook een eigen Master reeks die, om het op zijn zachts te zeggen, niet zo goed floreert. Concreet: er is weinig vraag naar koersen voor deze jongens, de zogenaamde 1.18 wedstrijden. Logisch ook, als men als organisator éénmaal heeft gekozen voor een WBV koers zal men eerder geneigd zijn te kiezen voor een elite-zonder-contract-koers dan voor een Master koers: bekendere namen, veel renners, meer volk, meer publiciteit, meer prestige. Om de Master reeks een beetje nieuw leven in te blazen zocht de WBV toenadering tot de ICF met de vraag om ook onder diens koepel te mogen opereren.

Eerlijk gezegd: mits enkele duidelijke afspraken, zie ik niet in wat hier het probleem is. In tegendeel, de toenadering van een vereniging die lid is van de UCI kan op termijn voor de ICF enkel maar voordelen opleveren. Eén van de afspraken zou bijvoorbeeld kunnen zijn dat er een duidelijke (her)definiëring van het begrip ‘master’ komt, om te vermijden dat plots alle EZC-renners morgen aan de start zouden staan van wedstrijden van de nevenbonden.

Dat was echter buiten de waard van de WAOD en OVWF gerekend! Immers mogen de Masters van WBV, mits een opleg, ook deelnemen aan wedstrijden van de EZC, de 1.12 wedstrijden. De WAOD en OVWF eisten dat, wanneer WBV aansloot bij het ICF, ook hun renners zouden mogen deelnemen aan EZC wedstrijden, wat (uiteraard) niet werd aanvaard door WBV, waarop WAOD en OVWF vervolgens hun lidmaatschap bij het ICF opzegden. Dat WBV hun meest succesvolle reeks,  de EZC,  willen afschermen valt enigszins te begrijpen. Dit is namelijk de reeks waar de toekomstige Tom Boones en Van Den Broeckes worden opgeleid en die nu al, zeker in het voorjaar, te kampen heeft met overbevolking. Vanaf dit jaar moet men zelfs voor sommige koersen vooraf inschrijven om te kunnen deelnemen en zullen er maxima worden gehanteerd wat betreft het aantal deelnemers. Dat men hierbij dan voorrang verleend aan eigen renners en ook niet nog eens alle renners van de nevenbonden toelaat, is niet alleen begrijpelijk, maar zelfs noodzakelijk indien men rekening houdt met de veiligheid van de renners. Dit  is de interne huishouding van de WBV, en daar hebben wij ons in principe niet mee te moeien. En over interne reglementen  gesproken: hanteert elke bond die niet? Om er maar één te noemen: het aantal verplichte deelnames aan wedstrijden om Belgisch kampioen te worden? Qué? Het is niet omdat een regel altijd al bestaan heeft dat hij niet belachelijk kan zijn. Maar goed, het weze zo, interne keuken, weet u wel.

Om een  bekend Vlaamse filosoof te parafraseren: wanneer je stoere maatregelen neemt, dan moeten je argumenten daarvoor ook straf zijn, of op zijn minst overtuigend. Ik vraag mij af welke renners van de nevenbonden er staan te springen om deel te nemen aan WBV wedstrijden? Woog dit echt op tegen het opzeggen van jullie lidmaatschap van de ICF?

Mij lijkt het eerder een spelletje van stoerdoenerij en dwarsliggerij tegenover grote broers ICF en WBV: kijk eens moeder wat wij durven, en zonder handen! Door jullie actie degraderen jullie de ICF en dan vooral het WK tot een onderonsje van nog slechts een paar bonden. Bedankt daarvoor! Jullie gaan zich nu terugplooien op jullie eigen zelf en binnen jullie bondje een eigen WK-, EK-, Benelux-, Vlaams- en wat-weet-ik-veel-kampioenschap organiseren. Dat is niet alleen te belachelijk voor woorden, maar wanneer je daar eens goed over nadenkt, nog niet het niveau waardig van een wijk wedstrijdje georganiseerd door een bende kinderen, al dan niet begeleid door een fiets waarvan tegen de spaken speelkaarten kletteren om een live moto na te spelen. In plaats van aan prestige te winnen kiezen jullie voor het eigen kleine gelijk. In plaats van de ICF te gebruiken om jullie niveau op te tillen en om bijvoorbeeld samen te werken en bijvoorbeeld beurtelings meer wedstrijden te organiseren binnen de koepel of op landelijk niveau (BK, EK of een Benelux kampioenschap, …) kruipen jullie terug in jullie dorpsschulp. Spijtig.

Ik kan mij echt niet voorstellen dat er binnen de ICF en met WBV geen vergelijk te vinden was. Een win-win. Een organisatie als de ICF is maar zo sterk als de som van zijn leden. Wanneer er  twee belangrijke leden de organisatie verlaten, dan onthoofden jullie niet alleen de ICF maar ook alle andere leden zoals VWF en VWV, alsook hun renners, terwijl deze in heel deze zaak geen betrokken partij zijn. Collateral damage waarmee jullie hoogst waarschijnlijk geniepig zitten te gniffelen.

Ik ben echter niet rancuneus, het is niet omdat wij van mening verschillen dat wij daarom niet meer vriendschappelijk met elkaar kunnen omgaan. Ik heb altijd graag gekoerst bij de WAOD en de OVWF en ik zal dit ook dit jaar met veel plezier doen. Ik hoop enkel maar dat jullie volgend jaar inzien dat deze maatregel niet de goede was en dat jullie terug aansluiten bij het ICF.  Voortschrijdend inzicht en de moed om op een beslissing terug te komen sieren een mens soms meer dan te volharden in zijn koppigheid.

zaterdag 10 april 2010

Wedstrijd Oostakker (waod C)


De lente hangt in de lucht, de dagen lengen en ik krijg terug goesting om mijn blog wat leven in te blazen. Maar laten we beginnen met een easy one: een beeldverslag. Daar kruipt ten eerste heel wat minder arbeid in, en het geeft daarenboven een mooi beeld van hoe een wedstrijd verloopt. Vanuit een bepaald standpunt gezien natuurlijk, en laat het duidelijk zijn, jawel, zo egocentrisch ben ik wel, de camera is enkel en alleen op mij gericht.

Dergelijk beeldverslag zou niet mogelijk zijn geweest, zonder de onvoorwaardelijke en vrijwillige inzet van enkele amateur fotografen, die ik hierbij dan ook oprecht wil bedanken: Monique Van Poucke (www.movapo.tk en vooral Karel Andries (www.velo-droom.tk) die de aankomst 'shoot' realiseerde. Knap werk!! Dergelijke initiatieven dragen (zonder dat de plegers dat misschien zelf beseffen) bij tot de aangename 'community' geest van een nevenbond.


Een goede 60 starters


Op kop van het peloton (jawel!!)


Wat onrust stoken

Eén renner gaat er allen vandoor in de 4de ronde

Zijn naam: Jacky Van Welden

Ik dicht het gat (bij wijze van spreken)

Wreed afzien, wind op de "tuute"

Eindelijk erbij !

Drie ronden afzien met zijn tweeën, onvoorwaardelijk

Oei, het peloton nadert opnieuw.

Nog wat gas bijgeven...

En plots zijn daar 3 medevluchters ...

Gedeelte smart, halve smart ...

Maar we blijven ons werk doen (toch voor het oog van de camera... :-)) )

Laatste 3 ronden met zijn vijven ...

En dan sprinten. Twee ploegmaten. Eén op kop, ik zit in het wiel van twee. Ik verwacht dat "één" de sprint aantrekt voor "twee". Wat niet gebeurt. Ik wacht veel te lang. "Eén" gaat van op de kop. Ik moet van ver komen, maar het lijkt te lukken, tot "twee" plots uit zijn pedaal schiet en ik moet uitwijken naar links.

We naderen...

maar ...

de meet ...

is al veel te dichtbij..

laat ons zeggen nog een meter of 3 ...

2,5 ....

te weinig ...

om er nog over te geraken


het scheelt niet veel ...

"Eén" wint van op de kop vertrekkend ...

Zijn naam: Rudy Drapier uit Hoegaarden

Proficiat, het is volledig mijn eigen fout, ik mocht niet hebben gewacht, maar zelf de sprint hebben ingezet. Onvergefelijk om de zege zo te vergooien. Ontgoocheling.

maandag 15 februari 2010

Waarom?

Waarom werkt die fucking koppeling naar faceboek niet meer?

Mallorca dag 0

Nu ik hier toch aan een Mallorcaans bed vast gekneveld lig met de riemen van een halve of een hele griep, en al een Lanoye, een Mac Carthy (“De weg”; volledig van overstuur geraakt als tijdelijk kinderloze vader van een zoontje van vijf....), een Bouveroux en een Zafon achter de kiezen heb, kan ik evengoed ook nog eens wat bloggen (*). Maar ik loop vooruit op de zaken, laten we beginnen bij het begin.

Ik heb geen rollen. Daar ligt de oorsprong van de hele Mallorca saga. Trainen gebeurt dus steeds buiten, en ik overdrijf niet als ik zeg dat het hem niet op een graadje min of meer steekt, maar wat wij de laatste weken al op ons dak hebben gekregen, tart toch wel een beetje alle meteorologische verbeelding. Ik heb er genoeg van.
Het idee groeide in het weekend jongstleden en rijpte al naargelang de weervoorspelling accurater werd, tot zij maandagavond plots, zomaar uitmondde in een concreet actieplan (een ”Van Der Meerschken” doen) zijnde een weekje zalig zielsalleen een kamertje huren om 's avonds de lees- en overdag de onmetelijke trainingsachterstand in te halen. Of zou ik alsnog iemand proberen overhalen om mee gaan, kwestie van de single toeslag te ontlopen, al moest er vlug worden beslist – in het vliegtuig restten nog slechts 4 zitjes. Eerst broer Kris, dan neef Jan, Buur Geert, sportvriend Sammie, de Prof (hij zou mij eindelijk eens kunnen uitleggen waarom hotelgasten hun handdoek niet laten vervangen wanneer er geschreven wordt dat de buren dat ook niet doen), … allen vonden ze het een leuke vonds, maar een beetje klef om zo stande pede te moeten beslissen om alles te laten vallen en er een week vanonder te muizen, maar waarschijnlijker, lijkt het mij, geloofden zij er geen kloten van dat ik het meende.
Woensdag. Om 8u40, een goed half uur later dan voorzien, wegens het ijsvrij maken van de vleugels van het Ryan vliegtuig stijgen we op vanuit Charleroi richting Mallorca en “Fred Rompelberg 268”.

Fred Rompelberg.
Fred Rompelberg is de man die een tiental jaren geleden, in één of andere Californische woestijn de wereldpers haalde door, fietsend, de onwaarschijnlijke snelheid te bereiken van meer dan 268 km per uur! Weliswaar in het zog van een speciaal daarvoor uitgeruste racewagen, maar toch, het werd hem nog niet nagedaan wat hij op zijn 52ste, als ik mij niet vergis, in het Guines Book of Records deed verrmelden. Die naambekendheid valoriseerde hij daarna door hier op Mallorca een naar zijn naam genoemde organisatie op poten te zetten die voor ploegen, al dan niet professioneel, of landenteams, maar ook voor individualisten zoals ik, alles wat nodig is om op het eiland niets anders te moeten doen dan te fietsen. Zo is bijvoorbeeld, in het hotel waar ik verblijf, de hele kelder verdieping ter zijner beschikking, daarin gehuisvest een paar honderd degelijke koersfietsen en een herstel atelier. Een team van fietsenmakers, begeleiders en masseurs staan ter iedereens beschikking. Elke werkdag, behalve op woensdag, kan er in groep worden getraind, onder begeleiding van een teamlid die het eiland op zijn duimpje kent. De groepen zij n ingedeeld in verschillende niveau's: van toeristisch, over toertocht naar een “speed” groep. Kortom, het zit goed in elkaar.
- - - - - - - - - - - - - -

(*) Om vandaag hip te zijn moet je het over een “boeken” kunnen hebben, waarbij je de “b” en de “oe” zodanig vol uitspreekt dat je aan de eerste de beste “b”-“oe”-khandel je handrem optrekt en de helft van de hele voorraad in je koffer laadt. Het lezen zelf is niet zo belangrijk, je moet er vooral kunnen over praten. Of je nu politieker, zanger, informaticus, metser, presentatrice, soaprequisitenverantwoordelijke, kok, straathoekwerker, … je bent zot van boeken lezen, het is je passie, je kan niet zonder. Een reis zonder een boek? Onmogelijk. Een idee? Een inzicht? Een fijne vonds? Allemaal dank zij de boeken. Gelet op de tijd dat het duurt om een gemiddelde roman van laat ons zeggen een slordige 350 bladzijden, moet iemand mij toch eens uitleggen wanneer een pipo als een Verhofstadt er in slaagt om én honderden exemplaren per jaar te verslinden én, ik zeg zo maar wat, tegelijkertijd eerste minister te zijn van België. Heel vreemd, dat deze egards enkel de edele kunst van de boekdrukken te beurt valt en bijvoorbeeld totaal voorbij gaat aan de beoefenaars van Bakschieten, Filmliefhebbers, duivenmelken, muziek, rotsklimmen, ...

De intellectuele boekensnobs kunnen worden ingedeeld in 3 categorieën:

Eén. De allesvreter. Voor hem of haar is het object “boek” op zich het belangrijkste. Hoogmis voor hem/haar is de jaarlijkse boekenkermis in Antwerpen. Daar schaft hij zich alles aan: van romans, over gespecialiseerde hobbyboeken, filosofische traktaten, maar ook kookboeken en encyclopedieën (om in te ruiken!!).

Twee. De populist. Leest alles wat in de boeken top 10 staat, wat dus populair is, of wat hem door anderen wordt ingefluisterd. Is dus een van de miljoenen lezers (of althans aanschaffers) van Zafon, Mak, Hoesseini, Lanoye, Larson, Giordano, …

Drie. De kenner. Wilt je echt scoren als literaire snob dan moet je het echte gespecialiseerde werk kopen. Meestal zijn het die boeken die in de recensies het hoogst scoren, maar waar de gemiddelde lezer geen ballen van begrijpt en zo goed als zeker niet tot op het eind wordt uitgelezen. Vanzelfsprekend wordt door de kenner neergekeken op de eerste twee soorten lezers / schrijvers. Wil je weten wie deze kenners zijn? Raadpleeg dan maar eens de Humo's vragenlijstjes en noteer wie Larson een “stationsroman” schrijvertje vindt. Een recent voorbeeld van een “kenners” boek is Erwin Mortiers “Godenslaap”, dat daarenboven nog de AKO literatuur prijs kreeg. Een citaat:

“Ik volg de cadans van mijn handschrift en zoek naar de in letters gestolde, kwezelachtige wellust van het meisje dat ik ooit geweest moet zijn, het wicht dat op de drempel van haar adolescentie haar schriftuur even strak aantrok als de dunne lederen veters waarmee ze haar laarsjes dichtreeg – hoe ze het vlees van het woord in de baleinen van de zinsbouw dwong, tot haar eigen lijf vol striemen stond en ze naar uitbraak verlangde”

of

"Soms lijkt in mijn halfslaap de echo van mijn ademhaling in de kamer om me heen voorbije akoestieken op te wekken. Vertrekken die in de coulissen van de vergetelheid wand tegen wand opgestapeld stonden omsluiten me weer. Dakpannen ritsen zich op spanten tot een huid van stenen schubben aan elkaar. Bakstenen vallen in oude verbanden samen. Onder mijn zolen hervinden vloeren hun vastigheid, elke hol weerkaatste stap laat gangen en passages hun gewelven en nissen herkennen. Verwonderd, welhaast perplex, treed ik die wendbare krochten binnen, als verdwaald in een grot vol schilderingen die onder bibberend kaarslicht tot leven komen."
of

"Terwijl ik het papier met de zwalkende gang van een dronkaard bevlek, mijn extase van inkt, laat ik de dingen achter in hun naakte zijn. Ik haal de beate mongoloïde glimlach van de wereld naar boven, de grijnzende, nat glanzende zen der stomme objecten, waar ik de namen als kaf van af blaas. Nooit zal ik al wat er is even tomeloos kunnen laten zwijgen in het woord, de grote nacht is beter dan tienduizenden maanden"

of

"Ik voel alleen dezelfde euforie en verwachting, hetzelfde ernstige plezier waarmee een kind lijnen trekt, de dingen herschept, het millennia aloude ritueel herhaalt van de jager die in de wand van een grot de geest van zijn prooidier oproept. Mij lijkt de wereld dan het hof te maken: schrijf mij uit, verdubbel me. Traceer mijn luchtlagen, mijn bodemlagen, mijn mantels en mijn zieke memorie, en al de gradaties tussen zijn en niet-zijn die alleen een mens, het meest ontaarde dier dat uit mijn slijmen opkroop, tot bestaan kan wekken"

Hahahahah!!!!!!. En zeggen dat het eerste citaat naast de AKO literatuur prijs ook nog eens de prijs voor de mooiste Nederlandstalige zin van het jaar heeft gekregen!!
(met dank aan Koen Meulenaere voor de citaten).



zondag 15 november 2009

België absurdistan (1)

Het jaagpad langs de Schelde is bij fietsers heel populair. Het is er mooi, maar vooral veilig fietsen. Tussen Eke en Gavere is het wegdek echter zodanig beschadigd dat het er gevaarlijk rijden is geworden. Boomwortels tillen het asfalt op sommige plaatsen tot 10 cm omhoog. Eén moment van onoplettendheid en je hebt er zo gelegen. Deze situatie is al aantal jaren ongewijzigd ondanks verschillende keren meldingen bij de Vlaamse overheid, Administratie Waterwegen en Zeewezen (AWZ).

In plaats van de weg te herstellen staat er nu een bord "wegdek in slechte staat, verplicht af te stappen".

Dat is net hetzelfde alsof men in een buurt waar een seriemoordenaar huishoudt een bord zou plaatsen "Verboden vermoord te worden" in plaats van de dader op sporen.




(en ik ben niet één van die verzuurde burgers !!!!)

woensdag 26 augustus 2009

Kogel, teerling, Paus, Rook


De kogel is door de kerk !
Alea iacta est !
Habemus papem !
Er is witte rook !

Na 5 jaar met wisselend succes als bohemien te hebben geflaneerd tussen alle vrije bonden die in Vlaanderen en Wallonië actief zijn (met uitzondering van VWV en OVWF), heb ik eergisteren mijn ja woord gegeven aan het Vedisys team om volgende seizoenen hun rangen te vervolledigen. Voor de outsiders onder jullie: Vedisys is de bijzonder succesrijke ploeg die gerund wordt door sponsor Chris Van Der Straeten en mede bestuurd wordt door zegekoning Ronny Paridaens. In een volgend stukje meer over de uitzonderlijke prestaties van deze renner vroeger en de laatste maanden.

Waarom ik dan toch kies om mij aan te sluiten bij een ploeg en waarom Vedisys?
  • Vedisys concentreert zich voornamelijk op de c-reeks (waar ik actief ben)
  • het zijn stuk voor stuk sympathieke mensen
  • if you can't beat them, join them….
  • al verlies ik mijn vrijbuitersrol, toch wil ik ook wel eens proeven van het ploegvoordeel van een sterke ploeg
  • Chris is ook een IT'er
  • zij vroegen het mij eerst
  • Vedisys komt over als professioneel gerunde club met een goede ploeggeest
  • Slabakkende motivatie terug nieuw leven in blazen

Misschien dé gelegenheid om deze blog ook nog eens vanonder het stof te halen ...


maandag 15 juni 2009

Winst in Liedekerke !!

Verslag volgt.

Op het filmpje lijkt het alsof ik een massasprint win, in realiteit zijn Danny De Backer, Ronny Paridaens en ik er in de laatste ronde van onder gemuisd en worden wij ei zo na gegrepen door het peloton.

Met dank aan de mensen van VEDISYS voor het filmpje!!

Klik hier voor filmpje van de koers in Liedekerke (aankomst = doorspoelen naar 2min50)

Van de regen in de drop

Lochristie, 10 juni, waod C, 12de

Hoewel het vandaag in Hyfte, een gehucht in Lochristie, pijpenstelen regent, is de titel van dit stukje niet letterlijk te nemen. Het gaat namelijk niet goed met mij. Om de altruïsten onder jullie direct gerust te stellen, bedoel ik wel degelijk dat het niet goed zit met prestaties op de fiets, met de rest gaat het prima. Dat ik vorig weekend de aansluiting met de beteren miste schreef ik nog toe aan de “opbouw”. Conditie bestel je immers niet op maat en vereist geduld. Maar in die gestage groei moet wel een lijn merkbaar zijn, en niet, zoals vandaag, weeral een neerwaartse knik vertonen.

Zou ik op de leeftijd zijn gekomen dat “het” niet meer lukt? In de wandelgangen van het koershuishouden wordt 48 jaar nogal eens naar voor geschoven als een scharnierleeftijd. Dit zou de ouderdom zijn waar eenzelfde eenheid aan geleverde trainingsarbeid niet meer resulteert in dezelfde prestaties als voordien. Met andere woorden, je wordt op de fiets een oude vent en je kunt niet meer mee. Maar, ten eerste, ik ben er nog geen 48, verre van, en ten tweede, wat dan te zeggen van Walter, Franky, Patrick, Danny, Kenny, Rudy, Dirk, Ronny en de vele anderen die ouder, sommigen véél ouder, én beter zijn dan ik ?

Welgeteld één keer slaag ik er vandaag in om, in het eerste wedstrijdgedeelte, solo een gat toe te rijden op een aantal vluchters. Bij aankomst daar ben ik enkel nog goed genoeg om stande pede te worden opgenomen in het zeepreventorium voor personen met ernstige luchtwegenaandoeningen in Sint-idesbald. Geen lucht, dus niet genoeg rode bloedlichaampjes met zuurstof naar de spieren, met als gevolg verkrampt zitten op de fiets. Wanneer naam en faam aanstalten maakt om de wedstrijd in een definitieve plooi te gooien, kijk ik ernaar als de klassieke koe naar de al even klassieke elektrische trein.

De rest van de wedstrijd haspel ik af aan trainingstempo. In de sprint voel ik dat ik nog wat over heb en in de laatste 50 meter zou kunnen versnellen, maar ik zit ingesloten. Een enig lichtpuntje in deze sombere avond. Het vreemde is dat, al lijkt het erop dat ik niet meer in het rood kan rijden, ik niet echt moe of kapot huiswaarts keer. Wat is hier aan de hand?

En nog het meest frustrerende van al is niet dat ik “slechts” 12de eindig in plaats van top-5, dan het mentale besef dat het tot voor kort wél lukte om mee de wedstrijden te maken.

Tweemaal nét niet

Sombeke, 6 juni 2009, VWF C, 4de
Schendelbeke, 7 juni, VWF C, 15de


Twee wedstrijden in twee gemeenten maar met toch een zelfde profiel: Sombeke, gelegen op de flanken van de Durme en Schendelbeke, een deelgemeente van Geraadsbergen waarvan iedere wielertoerist met zin voor aarderijkskunde weet dat dit aan de oevers van de Dender ligt. Niet dat we ons op de Mont Ventoux wanen of dat er zodanig moet worden geklommen dat de triple, de compact of den“28” moest worden boven gehaald, maar toch, de jongens die geen extra kilo's moeten meesleuren zijn hier licht in het voordeel. De uitslag liegt er dan ook niet om: tweemaal mag Danny De Backer, nat gewogen een goede 60 kilogram, zegevieren. Zijn streekgenoot, Ronny Paridaens, en medebezieler van de wedstrijd in Schendelbeke doet daar nog enkele kilo's af. Ik was vandaag met hem een paar keer op stap en ik kan mij perfect inleven in de frustratie van cousteau's als Bernard Thevenet, Hennie Kuiper of Eddy Merckx, niet alleen omdat Lucien Van Impe, zo goed de bergen opreed, dan wel dat het praktisch onmogelijk is om te recuperen in het wiel van zo'n pluimgewicht. Die gasten vangen met name geen wind.

Ik herinner mij dat ik eens dat ik al fietsend van mijn werk terug kwam en in de buurt van Liedekerke een lotgenoot (te herkennen aan het rugzakje) voorbij reed. De man liet zich eerst verrassen, maar kwam na een tijdje toch achter mij aan. Ken je dat gevoel, er komt iemand aansluiten in je wiel, en in plaats van gezellig een babbeltje te slaan, voelt dat in-het-wiel-zitten ongemakkelijk aan, en versnel je. Eens aftasten welke vis er aan je fiets hangt. Haantjes gedrag. Zelfs venten in hun midlife crisis hebben daar last van. Versnellen dus, en nog eens, en nog een tandje groter. Het ventje in mijn wiel wilde maar niet lossen. Tot hijzelf overnam en er zelf nog eens een paar kilometer per uur bij deed. Mijn eerste kennismaking met het fenomeen Paridaens.

Ik was ooit 'ns met vakantie in Limburg toen ik op een zomerse zondagvoormiddag, langs één of andere vaart of kanaal, mij in het wiel zette van een ferme en kleurrijk uitgedoste wielertoerist die mij zonder een blik te gunnen voorbij snelde. Hij op een merkfiets van een paar duizend dollar, ik op een Hollands huurexemplaar, mét kinderstoeltje én Adriaan achterop. Hoe hard de man ook trapte, hij kreeg er mij niet af. Het zou mij verwonderd hebben mocht de brave ziel zijn chique Colnago 's middag in het clublokaal niet aan de haak hebben gehangen. Het aanstekelijke gekir en de luide aanmoedigingen van Adriaan zullen er dan waarschijnlijk teveel zijn aan geweest.

Zaterdag reed ik eenzaam en alleen het gat dicht op de leiders, maar bij aankomst daar, was de hoofdvogel gaan vliegen. Zondag, hetzelfde scenario, alleen had ik bij aankomst in de kopgroep mijn giftigste pijlen al verschoten en kwam ik niet alleen, maar had ik een 10 tal toeschouwers meegebracht. Toen Paridaens, Proost en Briau achter De Backer, De Tant, De Croock, Lievens en Heymans aangingen, zette ik mij bij in de coulissen en aanschouwde het gebeuren van op de eerste rij, in plaats van zelf in het stuk mijn rol op te eisen.

We doen weer mee, voorlopig weliswaar nog voor de ereplaatsen.

(ik doe mijn best om tussen schrijven en posten in vervolg wat minder tijd te laten, kwestie van wat actueel te blijven)

woensdag 10 juni 2009

Een knoert van een vreugd

Beveren, 7 mei 2009, waod C, 18de
Baasrode, 9 mei 2009, vwf C, 1ste
Massemen, 17 mei 2009, waod C, gestopt
Moorsel, 21 mei 2009, vwf C, >10de
Moorsel, 22 mei 2009, vwf C, 12de
De Klinge, 23 mei 2009, vwf C, 13de
Bavegem, 31 mei, vwf C, 9de
IJzendijke, 2 juni 2009, waod C, 9de

Na mijn hardnekkige verkoudheid, de noodzakelijke rust en de mezelf opgelegde driedaagse van Bredene, Mol en Moerzeke met een tussendoortje in Beveren, hoop ik in Baasrode de conditie eindelijk terug te vinden om op een aanvaardbaar niveau mee te koersen. Ook Patrick Van Rentergem is na zijn valpartij opnieuw van de partij en blijkbaar maakt dat iedereen zo blij dat van zodra de man zijn gat opheft het hele peloton prompt met hem wil meerijden. Onder andere door het ontbreken van de noodzakelijke natuurelementen lukt het hem vandaag niet waar hij in het verleden al zo vele malen succesvol in was, met name alleen wegrijden van de groep. En wanneer iedereen waakzaam als een kat op de loer ligt om bij de minste beweging van één renner te reageren, lukt het een vrijbuiter wel eens om in de laatste kilometers van een wedstrijd aan die aandacht te ontsnappen. In Baasrode is die rol voor mij weggelegd. Op zo'n vier kilometers van de finish, terwijl iedereen van Rentergem in het oog houdt, demarreer ik met volle kracht. Ik heb direct 100 meter. Daardoor zaai ik onmiddellijk de twijfel waar elkeen die de groepssprint wenst te ontlopen op hoopt: de sprinters durven niet naar je toe te rijden omdat zij weten dat zij deze inspanning zullen moeten bekopen in de finale en de rest zit te hopen dat honger naar een overwinning bij de mannen met naam en faam groot genoeg is opdat zij alsnog zouden reageren.

Nog vier luttele kilometers te gaan en je hebt honderd meter voorsprong op een plots wakker geschoten achtervolgende bende jonge (en minder jonge) wolven. Daar zit je dan. Begin er maar aan. Op televisie lijkt zoiets simpel. Ik weet wat ik moet doen: die grote molen ronddraaien en de wijzer van de kilometerteller tegen het cijfer 50 proberen te houden. Je hele lijf doet pijn en smeekt om dit beulenwerk te stoppen. Terug ingelopen worden is afgaan als een gieter. Wie honderd meter voorsprong bij elkaar fietst in de laatste kilometers van een wedstrijd en enige klasse heeft , die houdt dat vol tot op de meet. Dat is een klassiek scenario. De grootste losers zijn zij die het lef te hebben om te demarreren, maar in hun overmoed hun gebrek aan talent over het hoofd zien. Terwijl ik de goden om bijstand smeek schieten deze overpeinzingen door mijn hoofd. Alle mogelijke én eervolle ontsnappingsroutes passeren daarna de revue. Steentjes op de weg: in de wedstrijd probeer ik die zoveel mogelijk te ontwijken, nu rijd ik er vol in. Bochten: ik negeer bewust alle wetten van de aerodynamica en mechanica, lap de zo nodige voorzichtigheid aan mijn been (hmm) en alle bochten met een veel te hoge snelheid. Ik zie de krantenkoppen al voor me: “De overwinning lag voor renner A uit G zomaar voor het grijpen, doch op 2 kilometer van de finish (miste die zijn bocht) (reed hij plat) en verdween jammerlijk, maar eervol uit de wedstrijd”.



De beloning volgt echter snel. Het nauwelijks te beschrijven gevoel van geluk tijdens laatste honderden meters koers is de compensatie voor het verschrikkelijke afzien. Dit is de beloning voor alle ellende waar men door moet om deze loutering te bereiken: voor de trainingen door regen en wind, voor het verbijten van de koude en de afschuwelijke ijstenen in de winter, voor al het vroege opstaan op zondagmorgen en het missen van de geur van verse koffie en lekkere ontbijtkoeken, voor het mij ontzetten uit mijn recht op luiheid.

Die enkele luttele seconden van hemelse roes, op weg naar de overwinning, stikkapot en zo leeg als een rietje gereden, daarvoor doe je het voor, al de rest is zeer in pakskens. Die enkele ogenblikken van intens genot, daar teer je de rest van het seizoen op, dit is de brandstof om er de volgende winter opnieuw tegenaan te gaan.

Ware het niet dat ik niet meer zo naïef ben om te geloven dat testosteron volledig verbannen is uit het peloton, ik zou denken dat, wanneer ik de televisiebeelden bekijk van sommige winnaars op het podium, deze nog duidelijke sporen van deze intense blijdschap vertonen. Of zijn dat die moderne zeemvellen die zo zwellen in hun broek?

* ~ * ~* ~ * ~ * ~ * ~ * ~ * ~ * ~ * ~* ~ * ~ * ~ * ~ * ~ * ~

Geen weerstand? Te diep geweest? Nog niet voldoende hersteld? Wie zal het zeggen. In elk geval welgeteld 12 uur na mijn overwinning in Baasrode lig ik terug inde lappenmand met koorts. De dagen daarop wissel ik die in voor snot, slingers en hoest. Toch start ik op zondag in Massemen. Eens Wetteraar, altijd Wetteraar. Halverwege staak ik de wedstrijd. Tegen beter weten in start ik in de tijdrit in Moorsel en de dag nadien in het criterium. Het loopt geen meter. Tijdens de wedstrijd in De Klinge rijden de collega's, mij boos aankijkend, in een bocht om mij heen. Zodanig zijn zij geschrokken van mijn hoestbuien en hebben zij schrik besmet te geraken van mijn virussen.

Het kan zo niet meer verder en tegen mijn principes in zoek ik op maandag mijn toevlucht tot de antibiotica.

Een week later, tussen twee bedrijven van Astrid haar communie in, ga ik koersen in Bavegem. De antibiotica kuur is achter de rug maar veel beterschap merk ik nog niet.

Mijn meest recente wedstrijd, dinsdag jongstleden, 2 dagen na het einde van de kuur, vond plaats, net over de grens, in het sfeervolle Ijzendijke. Het lijkt het alsof de hemel langzaam opklaart: de ademhaling verloopt minder stroef verloopt en de benen beginnen soepel te draaien

Het ziet er naar uit dat we gaan er straks in Sombeke (spreek uit: Zombeke) eens een lap gaan op geven!

(de bedoeling was om dit vorige zaterdag te posten)

zondag 10 mei 2009

Laat Tom Boonen met rust, laat Tom Boonen koersen

Belgenland staat weer op zin kop. Tom Boonen betrapt op het gebruik van cocaïne. So what, zou je denken. Maar neen, de man waar een maand geleden nog heel België voor uit de bol ging en dit honoreerde met een pracht van een prestatie in Parijs-Roubaix, moet weer het met pek overgoten boetekleed aantrekken. Beschimpt, veroordeeld, uitgemaakt, en, op de koop toe door zijn werkgever geschorst.



Even de feiten. Op 27 april, 10 dagen na zijn deelname aan de laatste klassieker van het voorseizoen, gaat Boonen met enkele kompanen op stap om het stressy voorjaar van zich af te schudden. Sommige renners doen dit door met hun vrouw en kind ‘ns naar Plopsaland te gaan, anderen gooien zich veertien dagen in de zoetigheid of de vettigheid. Tom Boonen kiest ervoor om zich ‘ns te pletter te drinken en daarbij wat cocaïne te snuiven. De boog kan niet altijd gespannen staan en uiteindelijk doet hij 2 maal per jaar niets meer dan zichzelf ‘ns trakteren op iets waar veel van zijn leeftijdsgenoten zich wekelijks van bedienen.

De essentie is dat Tom Boonen, buiten competitie, gebruik maakte van een middel dat geenszins prestatiebevorderend is! Behalve misschien dat men zich vragen kan stellen naar de opportuniteit van dergelijk gebruik als topsporter, zie ik hier echt niet wat het probleem is. Laat bij wijze van spreken een coureur stomdronken zijn tijdens een controle in de tour de France, er is geen vuiltje aan de lucht, maar laat iemand, buiten competitie, tijdens een avondje uit, betrappen op een andere, maar soortgelijke drug, cocaïne, en de wereld is te klein. Twee maten en gewichten.

Als het waar is dat in middens, van chirurgen, advocaten, topkoks en bedrijfsleiders bij de minste prestatie het witte spul even vanzelfsprekend naar binnen wordt gewerkt, dan een asprine tegen de hoofdpijn - en dat wel degelijk tijdens de uitoefening van hun job, en dus competitie vervalsend ten opzicht van andere chirurgen, advocaten, topkoks en bedrijfsleiders - begrijp ik totaal niet waarom een sporter tussen twee competitie helften door niet het recht heeft om zich te bedienen van dezelfde drug om zich eens te ontspannen.

België gaat slecht om met zijn kampioenen. Ik vraag mij af of de daad van die pipo van het Ministerie van Sport van de Vlaamse Gemeenschap, die eind april beslist heeft om Boonen te gaan controleren op het gebruik van cocaïne, niet immoreler is dan de gebruiker zelf. Die man of vrouw kan dan misschien nog wel handelen binnen een wettelijk kader, hoe pervers moet men niet zijn om iemand buiten de competitie te gaan controleren op substanties die niet prestatiebevorderend zijn. Al stel ik mij wat dat betreft toch vragen of dit orgaan daar wel bevoegd voor is. Kan, met name een orgaan van de Vlaamse Gemeenschap controleren op het gebruik van cocaïne, is dit geen politionele bevoegdheid en/of schendt men hier niet een of andere privacy wet?



Juridisch is het natuurlijk een andere zaak. Gebruik van cocaïne is bij nader order nog steeds wettelijk verboden en Boonen heeft voor dezelfde feiten vorige jaar al opschorting van straf gekregen. Een effectieve straf zit er deze keer wel degelijk is. Maar laat ons in ’s hemelsnaam deze twee zaken strikt uit elkaar houden: dat het gerecht Boonen een straf geeft, akkoord, maar laat die jongen morgen alstublieft zijn werk doen: fietsen en ritten winnen in de ronde van Frankrijk!

zaterdag 9 mei 2009

Wederopreden (een weekend afzien gelijk de beesten)

Vrijdag 1 mei 2009, Bredene, lft B, 3de
Zaterdag 2 mei 2009, Mol-Wezel, waod C, 2de
Zondag 3 mei 2009, Moerzeke, vwf C, peloton


Zondag namiddag, Moerzeke, 15.04 uur. Mijn bobijntje is af. Het reservoir is leeg. Ik heb net een alles of niets demarrage geplaatst om mee te glippen met vier vluchtelingen richting potentiële overwinning, maar het peloton gunt ons die vrijheid niet en sluit alweer aan. Net zoals daarnet, toen ik samen met de latere winnaar (dik verdiend) een kleine ronde het peloton voor bleef. Met mijn huidige conditie is dit al meer dan ik eigenlijk aankan en ik besluit om de resterende 2 toeren in de buik van de groep te fietsen.

Een dag eerder, Mol-Wezel (wat is het toch heerlijk losrijden in de Kempen). Ook hier zie ik de eerste twee ronden af gelijk de beesten. Dat is ook best voorspelbaar, wanneer je als organisator, de twee groepen laat vertrekken met slechts 30” tijd daartussen. Ei zo na slagen wij er als CD’s in om - door twee ronden op de tabellen te zetten van meer dan 50 km per uur - aan te sluiten bij het jonge geweld van de AB's. Gelukkig voor het goede verloop van de wedstrijd gebeurt dat niet, want duidelijke richtlijnen van wat dan gebeuren moet, zijn er niet.

Meer dan een figurantenrol zit er niet in, en als ik dan al eens overmoedig mee spring voel ik rap dat het mij nog aan kracht ontbreekt om waardig op kop te rijden. Op de koop toe heb ik mijn drinkbus vergeten. De hele wedstrijd lang worstel ik met de vraag of ik die niet heb laten staan op het dak van mijn wagen, of, erger nog, ik mijn auto überhaupt wel heb afgesloten en deze niet met open kofferdeksel heb achter gelaten. Mocht ik er niet rotsvast van overtuigd zijn dat ik deze training na 3 weken inactiviteit wel degelijk nodig heb, ik staakte de wedstrijd. Veel strijdlust is er dus niet aanwezig wanneer ik besluit toch mee te doen in de massasprint voor een ereplaats. Vooral de lange, brede aankomstlijn, waar ik niet moet wriemelen om vooraan te geraken, geeft de doorslag. Het is heerlijk lange harde sprint, waarbij we met tweeën lichtjes afgescheiden over de aankomst lijn rijden. Het verschil tussen mij een mijn opponent is slechts een paar centimeters. Wanneer wij beiden hijgend uitbollen, steekt die heel zelfvoldaan de armen in de lucht. Pas dan valt mijn euro. Wij hadden verdomme gesprint voor de eerste plaats!!! Ik wist dat er een man of vier, vijf in geslaagd was om halfweg wedstrijd het hazenpad te kiezen, maar wist ik veel dat dit allen D-renners waren. Ik mocht hier nooit hebben verloren. Iedereen die al eens op een koersfiets heeft gezeten weet dat er een hemelsbreed verschil is tussen een sprint voor de eerste plaats of een sprint voor pakweg de vijfde plaats. De motivatie waarmee je aanzet voor de overwinning is zo scherp dat je enkel al door je mentale kracht 2 kilometer per uur sneller sprint.

Wanneer ik later op de avond de foto’s bekijk van Karel Andries – die een mooie weergave geven van de sprint - ben ik nog meer ontgoocheld. Daarop is niet echt op te maken is wie er eerst de finish overschrijdt. Komt daar nog bij dat André, de technicus, er niet in slaagde om de beelden te reproduceren van de camera op de aankomstlijn. Balen.

Op vrijdag we zijn te gast in Bredene, bij de LFT. Communie foto kiekjes maken aan zee combineren met een namiddagje koersen. Het nuttige aan het aangename paren, heet dat. Veel jongens van de OVWF aanwezig. Ook zij weten wat vlammen is. Tegen mijn principes in heb ik besloten tijdens het verlengde weekend de conditie aan te scherpen door drie wedstrijden na elkaar te rijden.

De eerste van de drie koersen, hier in Bredene, zou in principe de gemakkelijkste moeten zijn, want de benen zijn nog fris. Dat valt flink tegen. Veel wind, wat zou je willen aan zee, dus is het “kantjes af rijden” geblazen. Kent u de Kathleen-Van-Den-Brempt-fietspositie? Fiets goed rechthouden, tegen hoge snelheid op een millimeter van de boord van de weg het wiel van je voorganger trachten te houden. Om toch enigszins in te schatten waar je rijdt, houd je het kopje zo scheef mogelijk ten opzicht van je lijf. Is er veel wind en kan je het met een paar hardrijders op een akkoordje gooien? Doe dan het volgend: zoek op het parcours een weg waar de wind hard schuin op de kop blaast. Kies de breedte van de baan uit in functie van de hoeveelheid renners waarmee je de rest van de koers vooraan wenst te blijven fietsen. Vorm met een paar straffe coureurs een waaier, geef vol gas en draai in de waaier goed rond. Degenen die niet in de waaier zitten hebben pech, rijden quasi vol in de wind en mogen Kathleen-Van-Den-Brempt’ten zoveel ze willen, lossen zullen ze.

À propos, alles blijft samen, ik word derde in de sprint.

Relaas sprint Mol-Wezel










Zeg nu zelf: lijkt het niet een beetje alsof ik win?


Foto's Moerzeke (met dank aan Dirk Van Bellegem)


Peloton op sleeptouw


Met vier man weg


Met latere winnaar op stap

maandag 4 mei 2009

Fietsen Van Landeghem, Sint-Gillis-Waas

Zaterdag 25 april 2009, Davitamon Classic.

Een jaar of vijf, zes moet het geleden zijn dat ik nog eens deelnam aan een grote toertocht. Vóór die periode stonden quasi al mijn zomerweekends in het teken van het wat men gemakkelijkheidhalve catalogiseert onder de term “wielertoerisme”. Noem een - in België georganiseerde - toertocht op, of ik heb eraan deelgenomen. Het verschil tussen wielertoeristen en “echte” coureurs was in die tijd heel simpel: coureurs schoren hun benen en toeristen reden op tweedehands fietsen waarvan zij dachten dat de middenbuis diende om hun buikje op te laten rusten. Je kon er gif van op innemen dat gasten die ons pad kruisten gezeten op een glanzende, geöliede bolide, die de pedalen ronddraaiden met een koppel geschoren benen, verdwaalde coureurs waren van de waod (ik vraag mij af of de vwf toen al bestond) of “liefhebbers”, zoals de renners van de Elite Zonder Contract toen heetten.

Is dat anno 2009 eventjes anders! De paar duizend cyclosportieven (ik gebruik vanaf nu nooit meer de pejoratieve term “wielertoerist”) die op het appel verschijnen in Nazareth, bij Deinze, zijn allen, op een paar uitzonderingen na, goed getrainde atleten op tweewielers die in een prof-peloton niet zouden misstaan. Kaders in aluminium? In de minderheid! Carbon, al wat de klok slaat. Ik merk topgroepen als Sram Red, Campa Record en de Dura Aces van Shimano afgemonteerd op blinkende frames van Trek, Specialiazed, of Cervélo’s en wielen van Zipp of de dure Mavic Cosmic’s.

150 km freewheelen? Vergeet het! Het eerste anderhalf uur rijden wij in het wiel van een onbekende soldaat die met de wind op de kop en zonder aflossing ons door de Vlaamse Ardennen piloteert richting Ronse. Niet dat ik niet wil overnemen, maar wel niet tegen het tempo dat die jonge man er op na houdt, uit schrik om op het eind suikers te kort te komen. Op mijn trainingstochtjes overschrijd ik immers zelden de 75 kilometer en dat is exact de helft van wat hier vandaag moet worden afgelegd.

Onze locomotief parkeert zich na 50 kilometer plots in een trager rijdend groepje (maten gevonden? Poer op?) en Kris, mijn broer, en ik verdelen de rest van de kilometers en de 14 hellingen onder ons beiden om aan te komen met een gemiddelde snelheid van om en bij de 34 km per uur. Is het vanwege het niet in de benen hebben van de afstand, is het de virale infectie die nog in mijn lijf hangt, feit is dat er weinig koersen zijn dat mijn benen zo kapot aanvoelen dat vandaag.

Toch ben ik blij met de beslissing nog eens te hebben deelgenomen aan een toertocht. Om de duur wordt het wekelijkse koersen immers ook maar monotoon, zowel wat betreft beleving als op het gebied van variatie. Ik heb genoten van het prachtige landschap, de perfecte organisatie, de ambiance van het samen fietsen, het goede weer, …

Voor herhaling vatbaar.

En van de dappere soldaat vol opofferingsgezindheid herinner ik mij tot op heden niets anders dan de tekst van de publiciteit op zijn koersbroek waar ik gedurende meer dan een uur heb op zitten staren: “Fietsen van Landeghem – Sint-Gillis-Waas”. Geen naam, geen gezicht, geen stem.

woensdag 22 april 2009

Opa’s aan de top

Zaterdag 11 april 2009, Ertvelde, waod C, 8de
Maandag 13 apri 2009, Ternat, vwf C, peloton

Zaterdag de beslissende vlucht gemist in Ertvelde (waod). Maandag in Ternat (vwf) er in duo wel in geslaagd drie kwart van een ronde het peloton voor te blijven. Dat zijn de twee belangrijkste feiten van mijn twee jongste koersdagen. In de eerste koers viel het op het einde nog wat uiteen en, als ik mij niet vergis, werd ik 8de. Zondag was het een bijna-massasprint waar ik niet genoeg vooraan geplaatst zat om mee te tellen voor een top tien plaats. Een koersweekend zoals er 12 in een dozijn zijn, zal u denken. Het gaat vervelen, weet ik, maar stop toch maar niet met lezen.


Je moet met name ‘ns goed op de details letten en vooral op de inhoud van de haakjes in wat nu volgt. Zaterdag werd het peloton eerst murm gereden en vervolgens uiteengereten door Franky Van Oyen (47 jaar). De enige die middels een splijtende demarrage Franky nog bij kon benen was Walter De Veerman (47 jaar). Maandag was er weer een pak volk aanwezig in de categorie C van de vwf. Hoe meer volk, hoe meer vreugd, maar ook hoe moeilijker het is om van de groep weg te rijden. Slechts 1 renner slaagt daar wonderwel in, Ronny Paridaens (52 jaar), een lichtgewicht met Willy Teirlinck jus in de benen. Van op de tweede rij zie ik hoe de rest van de quasi nog voltallige meute zich, al jagend op Paridaens, als een bende gekken naar beneden stort richting downtown Ternat en zich als wild water de laatste 500 meter door twee bochten van 120°gooit. Daar zullen alleen de “jonge” gasten zich hebben durven aan wagen, denk ik dan, terwijl ik hijgend over de meet bol. Met verbazing stel ik later op de namiddag vast dat plaatsen twee en drie respectievelijk naar Alain De Norre (50 jaar) en Patrick Van Renterghem (59 jaar) gaan. Een podium met een gemiddelde leeftijd van 54 jaar. De Wedstrijd die volgt, de B reeks dus, waar nog een tandje groter wordt gereden en waar nog wat meer jongeren starten wordt volledig gedomineerd door topatleet en kampfzwein Rudy Thomas (50 jaar), allround klasbak Kenny De Maerteleire ( 48 jaar), de man die je een plezier doet door hem in de polders tegenwind een uur op de grote plateau te laten rijden, Dirk De Bondt (49 jaar) en last but not least spurtbom Dirk Van Hove (51 jaar).
Voor de volledigheid vertel ik je er nog bij dat een paar dagen later de wedstrijd van de Elite Zonder Contract in Belsele werd gewonnen door Patrick Cocquyt (49 jaar) en mede werd gekleurd door onze super Franky Van Oyen (47 jaar).

Je hebt het al door: ik( 45 jaar) ben een ukkie, een junior, een pummel die net de kop komt opsteken aan het koersfirmament, ja, ik heb nog een hele grote toekomst voor mij, ik ben namelijk nog niet volledig op mijn sterkst als renner, ik moet nog groeien, ik heb nog progressiemarge, haha, nog veel melk drinken en mijn beste jaren moeten nog komen !!!!!




Patrick Coucuyt in Belsele


Patrick Van Renterghem


Franky Van Oyen


Dirk Van Hove


Rudy Thomas


Kenny De Maerteleire


Walter De Veerman


Dirk De Bondt


Alain De Norre